Basiscursus Catalaans

Historische inleiding

Het Catalaans is geen dialect van het Frans of het Spaans of een mengvorm van de twee, maar een aparte Romaanse taal. Uit het Latijn, door soldaten en handelaars in het hele rijk ingevoerd, vooral dan in het westelijke deel, ontstonden elf taalgroepen: het Frans, Italiaans, Spaans, Portugees, Catalaans, Occitaans, Franco-Provencaals ( Lyon en Franse Alpen), Raëtoromaans (Zwitserland, Noord-Italië), Roemeens, Sardisch (Sardinië) en het Dalmatisch (Joegoslavië, waarvan de laatste spreker in 1898 overleed).

De verschillen tussen al deze talen zijn te verklaren door:

  • taalinvloeden van volkeren die in de onderscheiden gebieden woonden vóór de Romeinse verovering
  • taalinvloeden van de vooral Germaanse stammen die zich vanaf de vijfde eeuw vestigden binnen de grenzen van het Romeinse Rijk. Onderscheid dient gemaakt tussen gewone heerschappij en grondige kolonisatie. Doordat de Franken vooral het gebied ten noorden van de Loire koloniseerden kent het huidige Frans zowat 280 woorden van Germaanse oorsprong, het Spaans (waar de Visigoten een kleine minderheid vormden ) slechts 100, terwijl het Occitaans en het Catalaans middenposities innemen.
  • het tijdstip van Romeinse kolonisatie: zo werden Andalousië en Catalonië reeds vanaf 200, de Languedoc - Roussillon en Provence vanaf 125 vóór het begin van onze tijdrekening bezet en de rest van Gallië pas in de tweede helft van de daaropvolgende eeuw. Daar in Italië en Rome de spreektaal bleef evolueren, verschilde uiteraard elke beginsituatie.
  • de sociale klasse waartoe de kolonisten behoorden: zo kent het klassieke Latijn de woorden pulcher mooi en edere eten. In de spreektaal werden die al vroeg vervangen door formosus en comedere die in het Spaans hermoso en comer hebben gegeven. Nog ruwere vormen zijn mandicare kauwen en bellus die in de meeste Romaanse talen voortbestaan: manger ( Fr.), menjar (Cat.), mangiare (It.); beau (Fr.), bell (Cat.), bello (It.).
  • de geografische isolatie als gevolg van invallen (Germanen in West-Europa, Slaven op de Balkan)

Met het wegvallen van het Romeinse Rijk, de scholen, de ambtenaren, ... verdween de noodzaak van een gesproken eenheidstaal. In het huidige Spanje en Frankrijk ontstonden drie grote blokken, waarvan de bewoners hun versie van het Volkslatijn spraken: het Romaans. Het kerkconcilie van Tours in 813 raadde de pastoors aan te preken in de "linguam romanam rusticam". De drie grote blokken zijn: Spaans (Castiliaans) en Portugees op het Iberische schiereiland, de Langue d'oïl (dat de dialecten, waarin 'oïl' ja betekende, groepeerde boven de lijn Bordeaux - Limoges - Clermont-Ferrand - Grenoble), waaruit het Francien, het dialect rond Parijs (koninklijk hof), zou uitgroeien tot de Franse eenheidstaal en de Catalaans-Occitaanse groep

De Catalaans-Occitaanse groep

Uit politieke overwegingen hebben taalkundigen de eerste taal lange tijd beschouwd als deel uitmakend van de taalvarianten van het Iberische schiereiland en de tweede taal als een verzamelnaam voor de Romaanse dialecten in Zuid-Frankrijk. Catalaans en Occitaans zijn echter nauw verwant en tot de dertiende eeuw was er geen onderscheid tussen hun schrijftalen. In navolging van Pierre Bec beschouwen de huidige generatie taalkundigen de twee talen als één groep binnen de Romaanse taalfamilie. Dat het Catalaans zijn gebied uiteindelijk tot de streek van Valancia en tot de Balearen heeft uitgebreid, hangt samen met de Reconquista (de herovering van het door de Moren bezet deel van Spanje).

Het Occitaans is wel veel minder dan het Catalaans een eenheidstaal. De taalkundigen splitsen de verschillende varianten op in drie groepen (zie kaart):

  • Provençaals en Languedocien
  • Limousin, Auvergnat (hoewel ze de streek Châtaigneraie met hoofdplaats Aurillac - Orlhac in het departement Cantal tot de eerste groep rekenen) en een derde subgroep die de dialecten van de Vivarais, de zuidelijke Dauphiné en de valleien aan de Italiaanse zijde van de Alpengrens met Frankrijk omvat
  • Gascon in Zuidwest-Frankrijk en Aranees in de Val d'Aran (brongebied van de Garonne, juist over de Frans-Spaanse grens). Het Aranees is er, naast het Spaans en het Catalaans, de officiële taal en wordt onderwezen op school.

De toenemende macht van het Franse hof, de vernietigende gevolgen van de kruistocht tegen de Albigenzen, het feit dat na 1539 enkel nog het Frans in officiële documenten mocht gebruikt worden en het opleggen via het onderwijs van de Franse eenheidstaal vanaf de 19de eeuw hebben de Catalaanse en Occitaanse taal en cultuur doen wegdeemsteren.

Over de juiste draagwijdte van het edict van Villers-Côtterets uit 1539 (nog altijd van kracht in het Franse recht) is al veel inkt gevloeid. De bedoeling van koning Frans I was dat alle officiële akten niet meer in het Latijn zouden worden gepubliceerd, maar 'en langage maternel francoys'. Voor de enen is dit een duidelijke verwijzing naar de Franse taal zoals gesproken aan het hof, volgens anderen verwijst de uitdrukking naar de moedertaal van alle onderdanen op het grondgebied dat onder de Franse koning ressorteerde, dus in principe ook het Occitaans, Baskisch, Bretoens of de andere 'langues d'oïl'. Eerdere edicten van Lodewijk XII (1510: 'vulgaire et langage du païs') en van Frans I (1533: notarissen worden geacht hun akten te verlijden 'en langue vulgaire des contractans' en 1535: 'tous les proces criminels et les enquestes seront faictz en françoys ou a tout le moins en vulgaire dudict pays') gingen in die richting. (Uit: Michel Francard, prof. em. UCL, krant Le Soir, zaterdag 18 juli 2020 ) In elk geval luidde het edict het begin in van de dominantie van het standaard Frans in Frankrijk.

Ook in Spanje (vorige eeuw nog onder Franco) werden andere talen dan de Castiliaanse eenheidstaal heftig bekampt. De herwonnen autonomie in het democratische Spanje en het economische dynamisme van de metropool Barcelona hebben het Catalaans echter terug een sterke uitgangspositie bezorgd.

Ze wordt nu gesproken door zes miljoen mensen in de Roussillon (grotendeels het huidige Franse departement Pyrenées-Orientales), Andorra (officiële taal), Spaans Catalonië, de streek van Valencia, de Balearen en de stad Alguer op Sardinië. De gebieden waar Catalaans wordt gesproken, hebben een grotere bevolking dan Zwitserland, Finland, Denemarken, Ierland, Noorwegen en Albanië.

Teksten

Literatuur:

De cursus geeft enkel de grote lijnen van de Catalaanse spraakkunst. Voor een uitvoeriger introductie en woordenschat verwijzen we graag naar:

  • René Llech-Walter, Cours d' initiation à la langue catalane, uitgegeven met de steun van de Franse Federatie van Volksuniversiteiten door de Association Polytechnique des Pyrenées Orientales, 72, avenue du Général de Gaulle te Perpignan
  • Diccionari bàsic Català-Francès/Francès-Català, uitgegeven door Enciclopèdia catalana, Barcelona, 1998

Uitspraak

Net zoals in het Spaans is de woordklemtoon enorm belangrijk. Algemeen geldt: woorden die eindigen op een klinker, op een klinker gevolgd door 's' of op -en/-in, hebben hun klemtoon op de voorlaatste lettergreep, woorden die eindigen op een medeklinker op de laatste. Indien van deze grondregel wordt afgeweken, of als de klemtoon valt op de derde laatste lettergreep, dan dienen we een accent te plaatsen.

De regel beïnvloedt rechtstreeks de uitspraak van de klinker 'o'. Inderdaad, een onbeklemtoonde 'o' spreken we uit als [oe], zoals de klinker 'u' (het Spaans en het Catalaans hebben de Latijnse uitspraak van de 'u' bewaard), terwijl een beklemtoonde de klank [o] vertegenwoordigt. Zo spreken we het woord voor kelner 'mosso' uit als [mossoe]. Doordat het woord eindigt op een klinker, ligt de klemtoon op de eerste 'o', zodat de tweede 'o' de klank [oe] meekrijgt. De tuinman 'hortolà' eindigt op een klinker, maar toch ligt de nadruk op de laatste lettergreep, omdat er een accent op geplaatst is. Zo zeggen we: [oertoela].

Wat gebeurt er als twee klinkers naast mekaar komen? Het Latijnse 'bovem' (rund, os) geeft in het Catalaans 'bou'. Wanneer i en u volgen op a, e en o krijgen we een tweeklank. De Catalanen spreken die uit als één langgerekte klank, [booew], die de taal veel muzikaliteit verleent. 'Pau' (vrede) wordt [paoew].

Het is typisch voor het Catalaans om de b, d of v, die in de oorspronkelijke Latijnse woorden tussen twee klinkers stonden, te laten vallen en desgevallend de twee klinkers samen te smelten in een tweeklank au, eu of ou.

Voorbeelden: cadere - caure - vallen; debere - deure - moeten; vivere - viure - leven; scribere - escriure - schrijven; movere - moure - bewegen; clavem - clau - sleutel; ovem - ou - ei; videre - veure - zien; credere - creure - geloven; bibere - beure - drinken; ridere - riure - lachen; navem - nau - schip; roburem - roure - eik.

Net zoals in het Frans laten we de onbeklemtoonde Latijnse a horen als een doffe e.

De dubbele 'l' in palla (stro), batalla (gevecht), dalla (zeis) en vella (oud) spreken we uit zoals een 'l mouillé' in het Frans; in van oorsprong Griekse en Latijnse woorden met dubbele 'l' behouden we echter de uitspraak en spreken we dus de twee letters 'l' uit. Hoe we deze ela geminada in de typografie en op het World Wide Web dienen weer te geven, geeft in Catalonië aanleiding tot verhitte discussies. Om technische redenen verkiezen wij de 'l' gevolgd door de entiteit · (middle dot of punt volat) l·l boven de Unicode entiteiten 319 en 320, omdat de entiteiten > 255 niet tot de karakterset van HTML 4 behoren: il·luminar (verlichten), col·lega, al·locució (toespraak).

Wanneer een 'n' of een 'l' in dezelfde lettergreep voor een 't' of een 'd' komen, spreken we de laatste niet uit. 'Punt' (zelfde betekenis als in het Nederlands) laat zich horen als [poen], 'alt' (hoog) als [al], fecund (vruchtbaar) als [fecoen].

De letters d en t in de groep rds of rts blijven in de uitspraak achterwege: tu perds (je verliest) [pers]; dimarts (dinsdag) [dimars].

De letter r in een infinitief en in de eindlettergrepen er, ar en or spreken we niet uit.

De 'j' spreken we altijd uit als in het Franse 'Jean'; dit geldt eveneens voor de 'g' vóór e of i.

Zoals in het Spaans heeft de 'v' de klank [b].

Na een klinker spreken we -ix uit als [sh]: peix (vis) is [pesh], caixa (kas, spaarkas), cuixa (dij),net zoals de 'x' aan het begin van een woord: xerrar (babbelen); -ig en -tx geven [tch] zoals in het Engelse woord 'match'. 'Ch' aan het einde van een woord: [k]

De 'y' komt enkel voor in combinatie met n en komt overeen met de n met tilde in het Spaans; de 'n' in Perpinya (tweede hoofdstad der Catalanen na Barcelona) klinkt zoals de eerste n in mañana.

Het lidwoord

De bepaalde lidwoorden in het Catalaans zijn: el, la, els, les; de onbepaalde: un, una, uns, unes.

Vóór een klinker of h worden el en la vervangen door l' : l'article, l'aigua, l'escola, l'home. Behalve voor een onbeklemtoonde i of u: la idea, la universitat, la humanitat (de h heeft geen invloed). Samentrekkingen:

  • A + el of els = al, als
  • De + el of els = del, dels
  • Per + el of els = pel, pels

Meervoud van de zelfstandige naamwoorden

Het mannelijk meervoud vormen door een -s toe te voegen, het vrouwelijk meervoud door de eind-a van het enkelvoud te veranderen in -es: el pare - els pares; la terra - les terres.

Woorden die eindigen op een beklemtoonde klinker krijgen meestal -ns: mà - mans (handen), capità - capitans (kapiteins), camí - camins (wegen), sabó - sabons (zepen).

Mannelijke woorden met de klemtoon op de laatste lettergreep en die eindigen op -s, -x of -c hebben -os in het meervoud: mes - mesos (maanden), espòs - esposos (echtgenoten), curs - cursos (lessen, cursussen), braç - braços (armen), calaix - calaixos (laden van een kast), peix - peixos (vissen)

Bij mannelijke woorden die in het enkelvoud eindigen op -sc, -st, -sct of -g (dikwijls) mogen we kiezen tussen -s of -os: bosc (bos) - boscs of boscos, idem voor gust (smaak), disc (schijf) en text (tekst); boig (gek) geeft bojos of boigs, passeig (wandeling) - passejos, passeigs, bij het woord desig (wens) valt desigs te verkiezen boven desitjos. Merk tevens op dat in het meervoud de g verandert in j.

Het bijvoeglijke naamwoord

Net zoals in het Latijn en in de andere Romaanse talen verandert het adjectief naar geslacht en getal. De regel luidt:

vrouwelijk enkelvoud: mannelijk enkelvoud: + a
mannelijk meervoud: + s
vrouwelijk meervoud: + es

Speciale regels:

  • Sommige adjectieven die eindigen op een -t, voorafgegaan door een klinker, krijgen -da, die op een -c in dezelfde situatie -ga: mut/muda (stom, stemloos), buit/buida (leeg), fat/fada (mat), groc/groga (geel), poruc/poruga (angstig)
  • Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een beklemtoonde klinker krijgen in het vrouwelijk enkelvoud -na toegevoegd en -nes in het vrouwelijk meervoud: català - catalana - catalans - catalanes; bo - bona - bons - bones (uitzonderingen: nu en cru)
  • Merk op: blau/blava (blauw), nou/nova (nieuw), jueu/jueva (joods), viu/viva (levendig)
  • -aç, -iç, -oç: twee vormen in het meervoud! Capaç/capaços/capaces (bekwaam), feliç/feliços/ felices (gelukkig), veloç/veloços/veloces (snel).
  • Adjectieven die eindigen op een onbeklemtoonde -a of -e, of op -al, -el, -il, -ar, -ant of -ent hebben maar één vorm in het enkelvoud en in het meervoud: alegre/alegres (blij), jove/joves (jong), fidel/fidels (trouw), dòcil/dòcils (volgzaam), familiar/familiars (familiaal), semblant/semblants (gelijkaardig), prudent/prudents (voorzichtig)
    • Uitzonderingen: car (duur), clar (helder: l' aigua es clara), avar (gierig), dolent (slecht), calent (warm), opulent (rijk) en sant (heilig)

Dit zijn slechts enkele belangrijke regels. Ervaring en oefening zullen nog de beste leidraad zijn.

Werkwoorden

De Catalaanse taal kent drie regelmatige vervoegingen: de groep werkwoorden waarvan de infinitief eindigt op -ar (80% van het totaal), een tweede met de infinitief op -ir en tenslotte de groep die eindigt op -re en -er.

De onvoltooid tegenwoordige tijd:
Cantar: canto, cantes, canta, cantem, canteu, canten
Dormir: dormo, dorms, dorm, dormim, dormiu, dormen
Perdre: perdo, perds, perd [pert], perdem, perdeu, perden
Temer: temo, tems, tem, temem, temeu, temen

De onvoltooid verleden tijd (de Franse imparfait) heeft twee uitgangen:
voor de werkwoorden op -ar gaat de vorming terug op de Latijnse tijd imperfectum zoals in het Spaans: cantava, cantaves, cantava, cantàvem, cantàveu, cantaven;
de andere werkwoorden krijgen de uitgangen: dormia, perdies, temia, dormíem, perdíeu, temien

De voltooid tegenwoordige tijd vertalen we meestal door onmiddellijk achter het vervoegd werkwoord anar (gaan) de infinitief van ons werkwoord te plaatsen: Ahir vaig cantar (Gisteren heb ik gezongen) en verder: vas, va, vam (varem), vau (vareu), van cantar.

Let wel: indien we het werkwoord anar alleen gebruiken in de betekenis van gaan, komen na 'we' en 'jullie' de vormen anem en aneu. Indien je de Nederlandse constructie gaan + infinitief wil vertalen (om een handeling in een nabije toekomst aan te duiden): anar a + infintief (Vam a cantar of wij gaan zingen).

Soms vertalen we de voltooid tegenwoordige tijd met haber + voltooid deelwoord, maar enkel indien de handeling deel uitmaakt van een tijdspanne die nog niet volledig afgelopen is:
Ahui he cantat (Vandaag heb ik gezongen - vandaag is immers nog niet afgelopen.)
De andere regelmatige deelwoorden zijn: dormit, perdut en temut.

De gewone onvoltooid toekomende tijd vormen we ook met behulp van haber:
hé > cantaré
has >cantaràs
ha >cantarà
havem (hem) >cantarem
haveu (heu)> cantareu
han >cantaran

De meeste voltooide deelwoorden eindigen op -at, it of -ut. Bemerk de volgende groepen:

  • Cobrir, complir, obrir, oferir, omplir: cobert, complert, obert, ofert, omplert
  • Aprendre, encendre, entendre (en alle werkwoorden op -endre, behalve vendre - venut): après, encès, entès (prendre geeft pres, zonder accent)
  • Permetre, prometre, respondre: permès, promès, respost
  • Dir, fer, veure, ecriure, morir: dit, fet, vist, escrit, mort

Vele onregelmatige werkwoorden hebben ook een deelwoord eindigend op -ut

De gebiedende wijze: canta, cantem, canteu (gewone vormen); canti, cantin (enkelvoud en meervoud - beleefde vormen, afgeleid van de aanvoegende wijze in de derde persoon).
Speciale vormen:
ser: sigues, siguem,sigueu; sigui,siguin
haver: hages, hàgim, hàgiu; hagi, hagin
anar: vés, anem, aneu; vagi, vagin

De onregelmatige werkwoorden.

Vervoeging van de meest gebruikelijke onregelmatige werkwoorden
Infinitief   Enkelvoud Meervoud Voltooid Deelw.
    1ste pers. 2de pers. 3de pers. 1ste pers. 2de pers. 3de pers.
haver présent he (haig) has ha h(av)em h(av)eu han hagut
  imparfait havia havies havia havíem havíeu havien  
  futur hauré hauràs haurà haurem haureu hauran  
esser/ser   só (sóc) ets és som (sem) sou (seu) són estat (sigut)
    era eres era érem éreu éren  
    seré seràs serà serem sereu seran  
anar   vaig vas va anem aneu van anat
    aniré aniràs anirà anirem anireu aniran  
dir   dic dius diu diem dieu diuen dit
fer   faig fas fa fem feu fan fet
poder   puc pots pot podem podeu poden pogut
saber   saps sap sabem sabeu saben  
tenir   tinc tens tenim teniu tenen tingut
venir   vinc véns ve venim veniu vénen vingut
veure   veig veus veu veiem veieu veuen vist
voler   vull vols vol volem voleu volen volgut

Voor de vervoeging van andere onregelmatige werkwoorden, kan je deze webpagina raadplegen of de tool van de linguistische site Verbix.com.

Persoonlijke voornaamwoorden

Zij staan in het Catalaans voor het vervoegd werkwoord, maar na de gebiedende wijze, de infinitief en het gerundium, hoewel het dialect van de Roussillon bij de laatste twee vormen daarvan afwijkt.

Alle vormen hebben we ondergebracht in een overzichtelijke, maar volledige tabel

Het Catalaans kent ook de equivalenten van de Franse onbepaalde voornaamwoorden "en" en "y" (in het Nederlands "er"): en vóór (ne na) het werkwoord en hi.

Vragende voornaamwoorden

  • Quin (welk), quina, quins, quines?
    Quin llibre vols?
    Quina hora és?
    Deze vormen gebruiken we ook in uitroepen: Quina nina més bonica! Wat een mooi meisje!
  • Què? Qui?: Wie?, Wat?

Aanwijzende voornaamwoorden

  • Aquest, aquesta, aquests, aquestes: deze, die, laatstgenoemde (dichtbij)
  • Aquell, aquella, aquells, aquelles: die daar, die ginds, eerstgenoemde (veraf)
  • Això (dit) en allò (dat) On posarem això i allò?
    Waar zullen we dit en dat daar leggen?

Bezittelijke voornaamwoorden

De volgende vormen plaatsen we tussen het lidwoord en het naamwoord:
il meu pare; mijn vader
la teva (of teua) mare; jouw moeder
els seus amics; zijn of haar vrienden.

Sterke vormen van de bezittelijke voornaamwoorden
mannelijk enkelvoudvrouwelijk enkelvoudvr. 2de vormmannelijk meervoudvrouwelijk meervoudvr. 2de vorm
meumevameuameusmevesmeues
teutevateuateustevesteues
seusevaseuaseussevesseues
nostrenostra nostresnostres 
vostrevostra vostresvostres 
llurllur llursllurs 

Net zoals in het Frans kunnen we zwakke vormen gebruiken zonder het lidwoord; dit is enkel mogelijk voor mijn, jouw en zijn of haar. De vormen veranderen ook naar geslacht en getal: mon pare, ma mare, mos llibres, mes nebodes (mijn nichten); voorts: ton, ta, tos, tes; son, sa, sos, ses.

Betrekkelijke voornaamwoorden

Naargelang de functie die ze hebben in de betrekkelijke bijzin, onderscheiden we de volgende vormen (met voorbeelden):

  • que: onderwerp. L' home que ha vingut; de man die gekomen is.
  • que: lijdend voorwerp. El llibre que llegeixo; het boek dat ik lees.
  • que: tijdsaanduiding. L' any que va néixer; het jaar dat (waarin) ze werd geboren.
  • qui: voor personen na voorzetsels. Els homes de qui parlo; de mannen waarover ik spreek.
  • què (let op het accent): voor zaken na voorzetsels. L' afer de què em vas parlar; de zaak waarvan je me hebt gesproken.
  • el qual, la qual, els quals, les quals: na voorzetsels, voor zowel personen als zaken. La filla del meu amic amb la qual hem parlat aquest matí; de dochter van mijn vriend met wie we deze morgen hebben gesproken. De vormen 'el qual,...' vermijden ook de dubbelzinnigheid die we in de Nederlandse vertaling aantreffen ('met wie' kan zowel op de dochter als op de vriend zelf slaan). L' afer del qual em vas parlar.

Bijwoorden

Om een bijvoeglijk naamwoord in bijwoordelijke betekenis te gebruiken, voegen we -ment (de t niet uitspreken!) toe aan de vrouwelijke vorm: ràpidament, lentament.