De Catalaans-Occitaanse groep

Uit politieke overwegingen hebben taalkundigen de eerste taal lange tijd beschouwd als deel uitmakend van de taalvarianten van het Iberische schiereiland en de tweede taal als een verzamelnaam voor de Romaanse dialecten in Zuid-Frankrijk, onder de lijn Bordeaux - Limoges - Clermont-Ferrand - Grenoble. Catalaans en Occitaans zijn echter nauw verwant en tot de dertiende eeuw was er geen onderscheid tussen hun schrijftalen. In navolging van Pierre Bec beschouwen de huidige generatie taalkundigen de twee talen als één groep binnen de Romaanse taalfamilie. Dat het Catalaans zijn gebied uiteindelijk tot de streek van Valancia en tot de Balearen heeft uitgebreid, hangt samen met de Reconquista (de herovering van het door de Moren bezet deel van Spanje).
Het Occitaans is wel veel minder dan het Catalaans een eenheidstaal. De taalkundigen splitsen de verschillende varianten op in drie groepen (zie kaart):
- Provençaals en Languedocien
- Limousin, Auvergnat (hoewel ze de streek Châtaigneraie met hoofdplaats Aurillac - Orlhac in het departement Cantal tot de eerste groep rekenen) en een derde subgroep die de dialecten van de Vivarais, de zuidelijke Dauphiné en de valleien aan de Italiaanse zijde van de Alpengrens met Frankrijk omvat
- Gascon in Zuidwest-Frankrijk en Aranees in de Val d'Aran (brongebied van de Garonne, juist over de Frans-Spaanse grens). Het Aranees is er, naast het Spaans en het Catalaans, de officiële taal en wordt onderwezen op school.
De toenemende macht van het Franse hof, de vernietigende gevolgen van de kruistocht tegen de Albigenzen, het feit dat na 1539 enkel nog het Frans in officiële documenten mocht gebruikt worden en het opleggen via het onderwijs van de Franse eenheidstaal vanaf de 19de eeuw hebben de Occitaanse taal en cultuur doen wegdeemsteren.
Over de juiste draagwijdte van het edict van Villers-Côtterets uit 1539 (nog altijd van kracht in het Franse recht) is al veel inkt gevloeid. De bedoeling van koning Frans I was dat alle officiële akten niet meer in het Latijn zouden worden gepubliceerd, maar 'en langage maternel francoys'. Voor de enen is dit een duidelijke verwijzing naar de Franse taal zoals gesproken aan het hof, volgens anderen verwijst de uitdrukking naar de moedertaal van alle onderdanen op het grondgebied dat onder de Franse koning ressorteerde, dus in principe ook het Occitaans, Baskisch, Bretoens of de andere 'langues d'oïl'. Eerdere edicten van Lodewijk XII (1510: 'vulgaire et langage du païs') en van Frans I (1533: notarissen worden geacht hun akten te verlijden 'en langue vulgaire des contractans' en 1535: 'tous les proces criminels et les enquestes seront faictz en françoys ou a tout le moins en vulgaire dudict pays') gingen in die richting. (Uit: Michel Francard, prof. em. UCL, krant Le Soir, zaterdag 18 juli 2020 ) In elk geval luidde het edict het begin in van de dominantie van het standaard Frans in Frankrijk.
Teksten
- Occitaanse opschriften in Marcolès (Châtaigneraie - Cantal)
- een gedicht over La Vinzelle (Aveyron)