De Boven Agora

Voor een recent overzicht van de structuur van het plein en van de opgegraven gebouwen, met plan: Peter Talloen, De Boven Agora van Sagalassos: Een architecturale spiegel van de lokale gemeenschap, Tijdschrift voor Mediterrane Archeologie 58, Groningen, 2018, p. 5-11).
Op de vier hoeken van de Boven Agora stonden erezuilen, opgericht voor Krateros en Eilagoas, zonen van Kallikles, en van Admon, zoon van Arnestes. Voor wie de noordoostelijke erezuil werd opgericht, zijn de opgravers niet te weten gekomen. Aan de zonen van Eilagoas, Tiberius Claudius Dareius en Tib. Claudius Neon, werd het Romeinse burgerrecht verleend. Een grote inscriptie die de volledige achtermuur van het Prytaneion bestrijkt, vermeldt dat de beide broers instonden voor de financiering van het gebouw. Een andere, weergevonden inscriptie vertelt ons dat een zekere Tib. Claudius een monument opdroeg aan de vergoddelijkte keizers Claudius en Nero. Na de dood van Nero richtten twee kleinzonen van Dareius, Varus en Piso, een standbeeld op voor de nieuwe heerser, Vespasianus. Vespasianus nam trouwens Piso op in de ridderstand waardoor hij officier en bestuursambtenaar kon worden.
De pronkfontein was met veel gevoel voor symmetrie opgebouwd langs de noordzijde: tussen het grote hoektabernakel en de grote centrale nis bevonden zich telkens twee kleinere tabernakels, waarvan het ene met een boogvormig gevelveld en het andere met een driehoekig, en twee nissen. De beelden van Asklepios (eerste tabernakel rechts van de centrale nis), van zijn tegenhanger (een nog onbekende godheid) links van de centrale nis en van Koronis, Asklepios' moeder, in het andere kleinere tabernakel van de rechterhelft, kwamen uit een ander heiligdom (waarschijnlijk een Askleipion) van de stad en werden later in de fontein geplaatst, omdat vanaf de tweede helft van de vierde eeuw keizerlijke wetgeving beeldenverering in heidense heiligdommen verbood. Deze later geplaatste beelden werden in de vroeg-Byzantijnse periode waarschijnlijk het slachtoffer van een anti-heidense beeldenstorm. Het is verleidelijk een verband te leggen met de pestepidemies die vanaf 541-542 de stad teisterden. De originele Dionysosgroepen bleven evenwel staan in hun grote (zij het dichtgemetselde) hoektabernakels, totdat de aardschok van omstreeks 602-620 de pronkfontein grondig vernielde.
De eerste grote aardschok van 500 had op de Boven Agora heel wat beelden van vooraanstaanden (waaronder de Neonfamilie) letterlijk van hun voetstuk gestoten. De bewaarde sokkels van de Tiberii Claudii, van de Titi Flavii en, na het huwelijk van Claudia Severa en Flavius Neon, van de Neonfamilie (Aurelios Neon, een latere telg van die familie wijdde in de vroege derde eeuw het beeld van Koronis aan de 'verschijnende Asklepios') werden echter in het monument geplaatst als eerbetoon aan hun vrijgevigheid. Dat toont aan dat dezelfde families drie tot vier eeuwen na de bloeiperiode van Sagalassos in de stad nog altijd aan de touwtjes trokken.
De restaurateurs werken onverdroten voort om door middel van anastylose, de reconstructie met het merendeel van de oorspronkelijke elementen en materialen, van de pronkfontein, zoals professor Waelkens het zo mooi uitdrukt, dé prentbriefkaart van de Turkse Rivièra te maken. Beweeg de computermuis over de afbeelding en bij elk tabernakel en bij elke nis verschijnt er een beschrijving welk beeld erin stond. De officiële opening vond plaats op 28 augustus 2010.

Tijdens de campagne van 2017 vonden de archeologen vóór de pronkfontein resten van een oudere fontein. Hellenistische scherven lieten toe om de bouwperiode te dateren op het einde van keizer Augustus' regering of in het begin van die van zijn opvolger Tiberius. Via de identificatie van architecturale blokken en eerdere opgravingen van een aanvoerkanaal voor water was Marc Waelkens al tot de conclusie gekomen dat er een voorloper van het Antonijnse Nymphaeum moet hebben bestaan.
In de zuidwestelijke hoek van het plein richtte Kalliklés, zoon van Dareios en kleinzoon van Eilagoas, een ereboog op voor Caligula, die na de moord op deze keizer, daarna werd opgedragen aan zijn opvolger Claudius. De inscripties zijn tweetalig Grieks - Latijn, een zeldzaamheid in Sagalassos; de Latijnse tekst luidt:
«Aan Tiberius Claudius Caesar Augustus Germanicus, imperator, pontifex maximus, voor de 2de maal volkstribuun en voor de tweede keer consul, vader des vaderlands».
Daardoor konden ze de wijding precies dateren tussen 25 januari en 28 februari van het jaar 42. Kort daarop kreeg de oprichter het Romeinse burgerrecht en ging daarna door het leven als Tiberius Claudius Kalliklés. Tijdens de campagne van 2011 werd de boog terug opgericht met de oorspronkelijke bouwelementen (anastylose).
In de zuidoostelijke hoek richtte het stadsbestuur ook een ereboog op voor Claudius (vóór 28 februari 43, want de inscriptie verwijst er naar het derde consulaat van de keizer).

Door een nauwkeurige studie van nieuw ontdekte inscipties kon professor Waelkens de stamboom van de twee meest vooraanstaande families, die tijdens de vierde generatie van het overzicht zich ook verbonden door huwelijk, reconstrueren. In het overzicht hebben we de twee stambomen (de Tiberii Claudii in het turkoois, de Titi Flavii in het geel) in elkaar geschoven. Gehuwden staan naast mekaar afgebeeld in een verschillende kleur; kinderen krijgen de kleur van de vader. Onderaan staat dochter Publia Aelia Arruntia in dezelfde kleur als haar moeder, omdat ze een kind was uit het eerste huwelijk. Het overzicht overspant de periode tussen keizer Augustus en keizer Commodus, het principaat. Voor een volledig overzicht van de stambomen van Sagalassos' belangrijkste families verwijzen we naar het schema van prof. Waelkens in het Jaarboek 2008, fig. 144, p. 200 met opgave van de bestudeerde inscripties.

In het midden van de zuidzijde bevond zich het Tychaion. Tyche (Romeinse tegenhangster is Fortuna) is de godin van het goede of kwade lot. In vele plaatsen vervulde ze ook de functie van stadsgodin, zoals in Antiochië-aan-de-Orontes, in Byzantion (het latere Constantinopel) en ook in Sagalassos.
De Tyche van Sagalassos werd staand afgebeeld, met een hoorn des overvloeds tegen haar linkerschouder, als symbool voor de voorspoed die ze bracht en met in haar rechterhand een scheepsroer, waarmee ze het lot van de mensheid stuurde. Op haar hoofd droeg ze een polos – een graanmaat die symbool stond voor vruchtbaarheid en overvloed – of een kroon met een gestileerde afbeelding van stadsmuren – in haar rol als beschermster van de stad. Het beeld van de godin bleef tot in het begin van het laatste kwart van de vierde eeuw in het Tychaion staan; immers een inscriptie ter ere van een gouverneur van Pisidia, Panhellenios, zegt: De Boulè en de Dèmos hebben U, praefect Panhellenios, daar opgesteld waar het heiligdom van de goden zich bevindt. Daarover verheugen zich niet alleen de goden, maar verder ook de Tychè van Sagalassos, die U, vriend van de gelukzaligen, van nabij aanschouwt.
(Jaarboek 2008 p.208) Zoals we zullen zien, heeft hij wel niet lang kunnen genieten van zijn uitzicht. Panhellenios kennen we uit de brieven van Libanios (314-393), leraar in de retorica in Antiochië. In 382 (bron: codex Theodosianus) was hij bevorderd tot consularis (rang van gouverneur, hoger dan praeses-praefect) in de provincie Lydië. We kennen niet de begin- en einddatum van zijn ambtstermijn in Pisidië, maar op een bepaald moment vormde het stadsbestuur het Tychaion om in een eremonument voor de keizers Gratianus en zijn halfbroer Valentianus: het beeld van Tyche maakte plaats voor een beeld van de echtgenote van Gratianus, keizerin Constantia, kleindochter van Constantijn de Grote (tijdens de campagne van 2019 vonden ze een wit marmer hoofd van de godin Tyche, enigszins achteloos verwerkt als een steen tussen vele andere stenen in een bijgebouw tegen de zuidmuur van het Prytaneion, maar er is geen verder bewijs dat het hoofd deel uitmaakte van het cultusbeeld in het Tychaion). Omdat het monument de keizerlijke familie van het Westromeinse Rijk eert, denken ze dat de transformatie is gebeurd in de tweede jaarhelft van 378, toen er tussen de dood op het slagveld van Valens op 9 augustus en de aanstelling van Theodosius op 19 januari 379, in het Oosten helemaal geen keizer was. Later vervingen ze in 400 of kort daarna het beeld van Constantia door dat van een andere keizerin, Flavia (Aelia na haar huwelijk) Eudoxia, vrouw van Arcadius, de zoon van Theodosius.
In de zuidelijke helft van de westkant lag waarschijnlijk het Prytaneion, de zetel van het dagelijkse bestuur van een Griekse stad. Daarom leunde het aan tegen de zuidoostelijke hoek van het Bouleuterion. Het gebouw met een veelkleurige mozaïekvloer en indrukwekkende driedubbele ingang werd opgericht rond het midden van de 1ste eeuw n.Chr. en moet als één van de grootste en prominente bouwwerken op de Boven Agora een belangrijke rol hebben gespeeld in het publieke leven van Sagalassos. Naast de grote centrale ruimte, die oorspronkelijk wellicht uit een open binnenplaats met zuilengaanderijen errond bestond, omvatte het gebouw nog twee bijkomende zijruimten. Een grote inscriptie die de volledige achtermuur bestrijkt, vermeldt dat Tiberius Claudius Dareius en Tiberius Claudius Neon instonden voor de financiering van het gebouw. Beide broers zijn tot nu toe de oudst gekende Romeinse burgers van de stad. In de late Oudheid vormden de Sagalassiërs het Prytaneion om tot een driebeukig geheel dat ze nog altijd gebruikten als een receptieruimte. Tussen het midden van de 6de en de vroege 7de eeuw n.Chr. raakten de vroegere mozaïekvloeren bedolven onder een laag aangestampte aarde en werd er een keuken ingericht in de noordelijke vleugel. Grote schalen in keramiek met teksten verwezen naar de nieuwe gastheren, de Michaelitai, de 'aanhangers' van de aartsengel Michael.

Aan de oostzijde verrees een hellenistisch marktgebouw, dat werd opgericht in de vroege tweede eeuw v.Chr. en in gebruik bleef tot de zesde eeuw, maar de oorspronkelijke functie van het Marktgebouw - het oudste stenen monument van Sagalassos - werd tijdens de Romeinse periode duidelijk grondig herzien. Ten oosten van het gebouw kwam er een binnenhof, dat door een massale kunstmatige grondophoging op het niveau van de Boven Agora kwam te liggen, en werden binnenin baden en latrines geïnstalleerd. De archeologen denken dat het gebouw toen het nieuwe gymnasium van Sagalassos werd tot in de tweede helft van de vierde eeuw (achtergrond), toen het in brand werd gestoken. De functie van het gebouw in de late Oudheid, na 400, is nog onbekend. Op bepaalde plaatsen staat de façade nog een kleine zes meter hoog. Tijdens de campagne van 2017 troffen de archeologen in een lokaal op de onderste verdieping sporen van perkamentbewerking aan. Welke rol deze vondst speelde in de nieuwe (en laatste?) functie van het gebouw moet verder onderzoek uitwijzen. In een ander lokaal vonden ze sporen van het brouwen van bier.
De archeologen verkiezen nu het woord Marktgebouw niet meer te gebruiken, omdat er te weinig aanwijzingen zijn voor een commerciële functie. Eerder denken ze nu dat het gebouw bestuurlijke instellingen huisvestte. Immers een inscriptie, daterend van rond 300 vóór Christus, spreekt over polis (hier synoniem van dême - het volk), dikastai (rechters) en archontes (bestuurders). In de eerste helft van de eerste eeuw van onze tijdrekening volgde de uitbreiding tot gymnasium. Ze spreken nu liever over het Agoragebouw of, zoals op de plattegrond in het jaarverslag 2020 p. 24, over het Agoragymnasium.
In het zuidoosten sloot het Macellum, het forum van de (gastronomische) verleiding, aan bij de Boven Agora. In antieke steden werd voedsel verkocht op de marktplaatsen en langsheen straten. Duurdere eetwaren (vis, vlees, gevogelte en in mindere mate groenten en fruit) boden de handelaars aan in speciale gebouwen, de macella. Een macellum had meestal een rechthoekig grondplan met in het midden een tholos, een rond tempeltje met een godsbeeld, of een waterbekken. Rondom lag een portiek met daarachter de winkels, in feite dus een galerij met delicatessenzaken. In Sagalassos bezat de zuidkant enkel een portiek, zodat de marktbezoekers van een schitterend zicht op de vallei konden genieten.
De zone tussen het Agoragebouw en het Macellum kende in de zesde eeuw een verhoogde bouwactiviteit: de straat die vanuit het zuidoosten naar de Boven Agora leidt, werd heraanlegd, waarbij ze aan de zuidkant een bestaand monumentaal gebouw afbraken. Verschillende andere gebouwen zoomden de noordkant van de straat af; de archeologen vermoeden dat ze oorspronkelijk deel uitmaakten van het Agoragebouw en later van de zuidelijke portiek van het Gymnasium. Ze ontdekten ook in de buurt een nieuw plein, aangelegd op de kruising van twee belangrijke straten.
