De keizerscultus: de tempel van Hadrianus en Antoninus Pius.
Onder keizer Hadrianus werd Sagalassos één van de drie centra van de keizerscultus in Lycia-Pamphylia. Het recht om de rol van centrum voor de keizerscultus (koinon) in een bepaalde regio te mogen vervullen, bracht heel wat economische voordelen met zich mee: een hele infrastructuur was nodig om duizenden pelgrims te voeden, te huisvesten en te vermaken. Buiten de spelen voor de keizerscultus kende de stad ook nog de zogenaamde Klareia ter ere van Apollo Klarios en ook nog spelen die de naam kregen van de aristocraten die ze hadden gefinancierd (Vareia, Kallipianeia). Tijdens de spelen in het stadion stonden atletiek, worstelen en boksen op het programma.
Hadrianus verleende Sagalassos ook de eretitel 'eerste stad van Pisidië, vriend en bondgenoot van de Romeinen'.
De nieuwe keizertempel, een prestigebouw, verrees op een natuurlijk terras, omgeven door drie steile hellingen. De bouw begon onder keizer Hadrianus zelf en werd voltooid onder
zijn opvolger Antoninus Pius (138-161). De tempel zou oorspronkelijk enkel aan Hadrianus opgedragen worden, maar bij het einde der werken noemde een inscriptie hem divus of in het Grieks theon, dus was hij toen al dood.
Tijdens de campagne van 2003 hebben opgravingen rond de tempel een heel ander licht geworpen op de late geschiedenis van Sagalassos. Toen in de vierde eeuw de keizerscultus verdween, werd de tempel langzaam ontmanteld en ontstonden er privé-woonplaatsen op dit hoger gelegen terras. Na de verwoestende aardbeving werd deze wijk waarschijnlijk verlaten, maar tussen de negende en elfde eeuw terug bewoond; de late waterleiding uit de zevende eeuw die bovengronds langs de thermen en de onderste agora liep, voorzag de bewoners toen van water. Volgens een Byzantijns administratief geschrift De thematibus kende Sagalassos een militaire aanwezigheid. De vroegere parel van het Taurusgebergte zal toen een kastron gevormd hebben, een versterkt dorp. In de 11de eeuw wordt nog een lokale bisschop 'van Agalassu' genoemd. Daarna werd het dorp verlaten, maar op de Alexanderheuvel in de buurt legerden de Byzantijnen in de twaalfde en de eerste helft van de dertiende eeuw een garnizoen. Toen de Turken de omgeving veroverden, werd de citerne, die de Alexanderheuvel bewoonbaar maakte, vernietigd.