De Beneden Agora, het commerciƫle hart van Sagalassos

De Beneden Agora behield in tegenstelling tot de Bovenste Agora altijd haar commerciƫle roeping: langs de oostelijke zijde liep een portiek met winkelruimten. De westelijke zijde had ook een portiek maar zonder winkels. Pas in het tweede kwart van de zesde eeuw (na de aardbeving van 500) kwamen er daar kleine eethuizen en wijnbars. De noordkant werd tijdens de regering van keizer Trajanus architectonisch afgesloten met een pronkfontein met negen nissen. Bij het begin van de regering van Hadrianus (120-125) werd de oorspronkelijke fontein ontmanteld en het materiaal hergebruikt in een nieuwe fontein, die veertig centimeter voor haar voorganger werd opgetrokken. Sindsdien vormde een gebogen terrasmuur de nieuwe monumentale toe- en uitgang; de negende nis werd toen afgebroken. In het centrum van de terrasmuur legden ze een straatfontein aan met aan weerszijden telkens drie godenbustes: de eerste groep in het noorden omvatte Ares, Heracles en Hermes; de zuidelijke groep omvatte de beelden van achtereenvolgens Zeus met zijn scepter, Athena en Poseidon met zijn drietand. In de Vroeg-Severische (regering van Septimus Severus en zijn zoon Caracalla) periode werd het eenvoudige draaggestel vervangen door een rijk versierd exemplaar met beelden van de godin van de overwinning (Victoria) op het dak. Daarom noemen de Leuvense archeologen dit nymphaeum het Severische om een onderscheid te maken met de Antonijnse pronkfontein op de Bovenste Agora.
Toen de Colonnadestraat als toegangsweg vanuit het zuiden werd aangelegd, verrezen onder keizer Tiberius (14-37 n.Chr.) in het zuiden en het noorden ervan twee erepoorten. De noordelijke poort, met zijn Korinthische zuilen en fries met fruitguirlandes, was een van de meest verfijnde monumenten in Sagalassos. Deze poorten hadden een louter decoratieve functie en speelden geen rol in de verdediging van de stad. Na de aardbeving van 500 bouwden de inwoners van Sagalassos de noordelijke poort gedeeltelijk weer op.

