Antieke Oudheid en Middeleeuwen: het continuïteitsvraagstuk.

De boeken en de artikels, die zijn geschreven over de val van het Romeinse Rijk, vullen intussen een hele bibliotheek. De theorieën vallen uiteen in twee groepen: externe of interne oorzaken. Oudhistorici en classici die in hun opleiding grondig de Latijnse en Griekse cultuur hebben bestudeerd, hebben het moeilijk om te begrijpen hoe zo'n hoogstaande beschaving kon verdwijnen. Ook de tegenstelling tussen Duitse en Franse historici valt op. De eersten omschrijven de periode tussen 375 en het einde van het Westromeinse Rijk als die van de Volksverhuizingen (Volksverwänderungen), waarbij hele volkeren zoals de Wisigoten, de Ostrogoten, de Vandalen, de Allemannen, de Bourgondiërs en de Franken (om de belangrijkste te noemen) de Rijn overstaken om de decadente Romeinse samenleving van vers bloed te voorzien. Hun Franse collega's spraken liever van les invasions barbares, invallen van plunderende bendes die alles op hun weg naar het zuiden vernietigden, hooligans om een moderne term te grbuiken, zonder een positieve bijdrage te leveren.
In de jaren '60 ontstond de theorie van de ethnogenese (Grieks ethnos = volk, genesis = ontstaan, vorming). Volgens deze theorie gebeurden de migraties door de aaneensluiting van groepen van diverse oorsprong, aangevuld met provinciebewoners en gevluchte slaven, die langzamerhand, op hun tocht door het Romeinse Rijk, een eigen identiteit verwierven, gebaseerd op die van de dominante groep die ook haar naam aan het nieuwe volk gaf. Zo omvatte het leger van de Longobarden dat na de dood van Justinianus Italië binnenviel, ook nog groepen Saksen, Gepiden, Bulgaren, Ostrogoten, Sarmaten, Sueven en provinciebewoners uit Pannonië (het huidige Hongarije) en Noricus (het huidige Oostenrijk). Daaruit zou uiteindelijk het Longobardische koninkrijk ontstaan. Zie ook: Bruno Dumézil L'identité franque au 6ième siècle in Nos ancêtres les Barbares, musée de Saint-Dizier/Somogy éditions d'Art, 2008.
Nog later spraken de oudhistorici liever van een transformatieproces waarbij Germaanse inwijkelingen prestige genoten in een Romeinse Rijk dat onderhevig was aan een 'intern barbariseringsproces'. Dat onderzoek naar de processen die leiden tot de integratie van Germaanse migranten in het laat-Romeinse Rijk kreeg financiële steun van de Europse Unie, op zoek naar de wortels van het Europese beschaving, en gaf aanleiding tot ironische-sarcastische reacties vanuit de Verenigde Staten (zie op YouTube de voordracht van Michael Kulikowski, de passage over de subsidiëring is te beluisteren tussen 3:05 en 3:45). Ook het werk van Guy Halsall sluit nauw aan bij dat transformatiedenken. De breuk tussen Oudheid en Middeleeuwen werd minder scherp gezien en de periode tussen 450 en 750 werd omschreven als late Oudheid. Eigenlijk lag de Belgische historicus Pirenne aan de oorsprong van deze visie. Hoewel zijn standpunt dat de Middeleeuwen pas begonnen, toen de Arabische invallers de eenheid rond de Middellandse Zee verbraken, de historische kritiek op dat punt niet kon weerstaan, werd Late Antiquity een begrip, een tijdvalk op zichzelf, in het werk van latere historici zoals Peter Brown.
In het begin van de 21ste eeuw kwam de tegenreactie op gang. Externe oorzaken zoals de Germaanse invallen kregen opnieuw alle aandacht. Peter Heather beschouwt de onderschatting van de bijdrage van de Germaanse volkeren tot het einde van het Romeinse Rijk zelfs als een vorm van racisme. Bovendien hadden deze volkeren een duidelijke identiteit (tegen de ethnogenesetheorie) en namen zij de macht in West-Europa op een gewelddadige manier over (geweld is de regel, niet de uitzondering zoals de transformatie-theorie volhield). Zo kwamen zijn inzichten in politiek vaarwater. Dat verschillende volkeren, elk met hun uniek identiteit, het multiculturele rijk van Rome van de kaart veegden, leidt te gemakkelijk tot de conclusie dat elke vorm van migratie dient vermeden, omdat zo de culturele eigenheid van het gastvolk wordt ondermijnd (cfr. de 'omvolkingstheorie, de politiek van de regering Orban in Hongarije, de jongerenafdeling van de partij Alternative für Deutschland die hun lentewandeling van 2019 in het teken plaatsten van de figuur van de Cherusk Arminius die in het Teutoburger Woud de mediterrane immigranten – de Romeinse legioenen – op bloedige wijze een halt toeriep).
De standpunten van de historici lijken dus verder van mekaar te liggen en een synthese maken als inleiding hoe de Europese beschaving zich verder ontwikkelde na de val van Rome lijkt daarom een moeilijke, tijdrovende en weinig klaarheid scheppende activiteit te worden. Op de vorige website hadden wij onze visie samengevat onder de noemer van traditiones (het doorgeven van het bestaande) en transitiones (de omvorming naar het nieuwe) en vandaar de verdere evoluties in het Europese stadsleven en kunst geschetst. In deze versie, om P. Carlier en F. Morin te citeren in hun inleiding van La Drôme romane, notre démarche est autre. Vanuit een beschrijving van het proces van heropleven van de stedelijke samenleving en van markante bouwwerken uit de middeleeuwse architectuur zullen wij trachten aan te geven waar de link met de klassieke en late Oudheid ligt.